Blog  ›  Wat kunnen supermarkten doen aan dierenwelzijn

Wat kunnen supermarkten doen aan dierenwelzijn

25 aug. 2021

De enorme vraag naar vlees, zuivel en eieren legt grote druk op het dierenwelzijn. Om deze druk te verlichten, zijn er een aantal afspraken gemaakt en doelen gesteld. Ook supermarkten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van dierenleed. Veel vlees, vis, zuivel en eieren vallen immers onder hun huismerk en daarmee kunnen zij direct eisen over dierenwelzijn stellen aan boeren en slachters. Voor Superlijst Dierenwelzijn onderzoeken we hoe en of supermarkten maatregelen nemen om te zorgen dat dieren wiens vlees, zuivel of eieren zij verkopen een goed leven hebben gehad. In dit artikel bespreken we mogelijke doelstellingen en maatregelen die supermarkten kunnen nemen en waarop we ze in Superlijst Dierenwelzijn onderzoeken.

In het gemiddelde Nederlandse dieet komt 60% van de eiwitten uit dierlijke producten. Deze grote vraag naar vis, vlees, zuivel en eieren legt grote druk op het dierenwelzijn. Om aan de enorme vraag naar goedkoop vlees te voldoen, gaan veehouderijen uiterst efficiënt om met tijd en ruimte en dat veroorzaakt veel dierenleed. In de bio-industrie staan varkens in kleine hokken zonder afleiding. Volgens de huidige, Europese regels hoeft een varken van 100 kilo niet meer dan één vierkante meter oppervlak te hebben. Vleeskuikens in de vee-industrie worden binnen zes weken vetgemest. Jaarlijks worden er in de Europese Unie ongeveer zes miljoen kalveren in kooien waarin ze niet kunnen bewegen vetgemest. Nederland is met 1,5 miljoen kalveren een van de grootste producenten van kalfsvlees in de Europese Unie.[1]

Wat is dierenwelzijn?

Dierenwelzijn omvat het fysieke welzijn (diergezondheid), geestelijk welzijn (hoe voelen dieren zich) en natuurlijk gedrag. In de jaren '60 werd door de Britse Farm Animal Welfare Council (Commissie Brambell, 1965)[2] een overzicht met vijf aspecten opgesteld waaraan dierenwelzijn moet voldoen. “Dierenwelzijn is gediend wanneer dieren gevrijwaard zijn van:

●        honger, dorst of onjuiste voeding,

●        thermaal en fysiek ongerief,

●        verwonding of ziekten,

●        angst en chronische stress,

●        en dieren vrij zijn om een normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen.”

In de intensieve vee-industrie worden dieren vaak binnen gehouden in kale stallen en kooien waar ze geen “soorteigen gedragspatroon” kunnen vertonen. In de extensieve, vaak biologische, veehouderij (vlees met het Beter Leven Keurmerk) wordt meer rekening gehouden met het welzijn van de dieren. Zij kunnen naar buiten, hebben meer ruimte in de stal en het onthoornen of couperen van snavels is niet toegestaan. Toch is het aandeel biologisch in de totale Nederlandse veestapel met 3,4% nog zeer klein. Volgens de CBS-Landbouwtelling groeide de biologische veestapel in 2019 met 4% ten opzichte van 2018.[3]

Afspraken en doelstellingen voor dierenwelzijn

 Over normen voor dierenwelzijn waaraan bedrijven die met dieren werken zich moeten houden, zijn verschillende wettelijke en niet wettelijke kaders waarbinnen afspraken zijn gemaakt. Deze kaders vormen een belangrijke basis voor Superlijst Dierenwelzijn..

Wet Dieren (uitgebreid per mei 2021)

De vijf vrijheden van de Commissie Brambell worden breed geaccepteerd. Ook in de Nederlandse wetgeving staat, in de Wet Dieren, de intrinsieke waarde van het dier centraal. Hieronder wordt verstaan dat de eigenwaarde van de dieren wordt erkend: dieren zijn wezens met gevoel. In de Wet Dieren wordt (artikel 1.3) onder zorg die dieren redelijkerwijs nodig hebben verstaan: “dieren dienen gevrijwaard te zijn van dorst, honger, onjuiste voeding, fysiek en fysiologisch ongerief, pijn, verwonding of ziekten, angst en chronische stress en dieren moeten natuurlijk gedrag kunnen vertonen.”

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De NVWA ziet erop toe dat veehouders, vervoerders, verzamelcentra en slachthuizen zich aan de regels van de Wet Dieren houden. De NVWA inspecteert of bedrijven die dieren houden en slachthuizen zich aan de regels voor dierenwelzijn houden. Zij onderzoeken meldingen en grijpen bij ernstige overtredingen direct in. Dierenwelzijn houdt voor de NVWA in “dat dieren voldoende water, voedsel en een geschikte leefomgeving hebben met voldoende ruimte en goede voorzieningen. Ook moeten ze beschermd worden tegen verwondingen, ziekte en stress, en gezelschap hebben van soortgenoten. Het vervoeren en het doden van dieren moet op een welzijnsvriendelijke wijze gebeuren.”[4]

Deltaplan veehouderij

In het Deltaplan veehouderij beschrijft De Dierenbescherming vier transitiepaden waarvan wij er twee meenemen in het onderzoek. Transitiepad 1 stuurt op een diervriendelijkere en integraal duurzame veehouderij. Dit pad omvat onder andere de volgende transities:

●        Van het selecteren op hoge productie, naar sterke, weerbare rassen;

●        Van veetransporten over de hele wereld, naar nauwelijks nog transport;

●        Van bedrijven gericht op hoge productie en lage kosten, naar diergericht ontworpen bedrijven;

●        Van dichte stallen, naar stallen met toegang tot een uitloop of weidegang.

Transitiepad 2 van het Deltaplan veehouderij  stuurt op de verschuiving in de veehouderij van kwantiteit naar kwaliteit. Voor 2050 wordt het doel gesteld van een verhouding van dierlijke en plantaardige eiwitten van respectievelijk 30% en 70% (Dierenbescherming, 2020). Dit doel is ambitieuzer dan wat in het Klimaatakkoord wordt benoemd met betrekking tot eiwittransitie.

Keurmerken voor dierenwelzijn

Milieu Centraal geeft in haar Keurmerkenwijzer (Milieu Centraal, 2021) aan dat er duidelijke verschillen in zijn in de welzijnseisen voor verschillende houderijsystemen. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen wettelijke welzijnseisen in verschillende landen. Voor de huisvestings- en verzorgingseisen van landbouwhuisdieren geldt dat de meeste Nederlandse regelgeving gebaseerd is op Europese regelgeving (Min LNV, 2007).

Niet alle keurmerken hebben bevatten onderscheidende dierenwelzijnseisen en ze kennen ook vaak een verschillende mate van controle. De Keurmerkenwijzer van Milieu Centraal geeft een overzicht van in Nederland gebruikte keurmerken en beoordeelt deze op een aantal aspecten (Milieu Centraal, 2021). In ons onderzoek nemen wij alleen de “topkeurmerken”, de keurmerken met ambitieuze eisen en degelijke controle en transparantie mee, die ten minste ⅗ scoren op het onderwerp dierenwelzijn.

Wat supermarkten kunnen doen

Gevraagd in onderzoeken en enquêtes geeft de burger aan dat zij dierenwelzijn belangrijk vindt. Uit recent onderzoek uitgevoerd door de brancheorganisatie in de land- en tuinbouw LTO blijkt in ieder geval dat de helft van de Nederlanders graag ziet dat de kiloknallers uit de schappen verdwijnen en dat de consumptie van vlees sowieso wel wat minder mag. Als consument laat zij dat echter lang niet altijd terug zien in het aankoopgedrag. Eenmaal in de supermarkt vertonen consumenten vooral routinematig gedrag en maken onbewust (“even snel boodschappen doen”) hun aankoopbeslissingen. De keuze voor vlees en andere (dagelijkse) dierlijke producten wordt bepaald door gewoontes en aanbiedingen en alternatieven worden nauwelijks overwogen. Juist daarom is het belangrijk dat supermarkten hun verantwoordelijkheid nemen.

Voor Superlijst Dierenwelzijn onderzoeken we daarom acht grote Nederlandse supermarktketens op de mate waarin zij hun verantwoordelijkheid nemen om dierenleed in de veehouderij en visserij te verminderen en ervoor te zorgen dat er alleen maar vlees-, eieren- en zuivelproducten met aandacht voor dierenwelzijn in de winkels te koop zijn. Hieronder de belangrijkste onderwerpen en indicatoren uit ons onderzoek.

Minder dierlijk en meer plantaardige eiwitten

Het verbeteren van het welzijn van dieren in productieketens is bij veel supermarkten onderdeel van hun Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) beleid. Het verbeteren van het welzijn van dieren gaat echter verder dan het verbeteren van de welzijnomstandigheden en omvat ook het verminderen van de verkoop van dierlijke producten. Massaproductie komt met krappe ruimtes voor de dieren en versnelde vetmesterij; terugdringen van het productievolume moet ruimte maken voor kwaliteit in de levensomstandigheden.

De verhouding tussen dierlijk eiwit en plantaardig eiwit in ons voedingspatroon is momenteel ongeveer 60/40. De verschuiving van deze verhouding naar een meer plantaardig voedingspatroon is een belangrijk onderdeel van het Nationale Klimaatakkoord. Daarnaast is de transitie naar meer plantaardig voedsel ook essentieel om de druk om veel en goedkoop dierlijke producten te produceren te verlagen en misstanden in de productieketen te verminderen. 

Voor deze kwestie onderzoeken we dan ook of de supermarkt doelstellingen heeft over het verminderen van de verkoop van dierlijke producten, ongeacht eventuele garanties voor dierenwelzijn.

Hogere welzijnseisen

Als antwoord op de groeiende maatschappelijke vraag naar diervriendelijkere producten en onder druk van organisaties zoals Wakker Dier, zijn supermarkten de laatste jaren actief bezig het aandeel van dierlijke producten dat aan welzijnseisen voldoet die verder gaan dan de Nederlandse wetgeving,  te vergroten. Al eind jaren tachtig verdwenen de legbatterij-eieren en onlangs verdwenen ook de plofkippen uit de schappen van alle Nederlandse supermarkten.

Het kennen van de welzijnsrisico’s en het stellen van concrete meetbare doelen om het welzijn van de dierlijke producten in ketens te verbeteren via betrouwbare keurmerken, is een belangrijke stap om het welzijn van dieren te (blijven) verbeteren.

Voor deze kwestie onderzoeken we of de supermarkt rapporteert op het aandeel vis, vlees, zuivel en/of eieren met onderscheidende dierenwelzijnseisen en of de supermarkt een doelstelling heeft dit aandeel te vergroten.

Aanbiedingen en keuze in het assortiment

Een supermarkt kan in meer of mindere mate verantwoordelijkheid nemen voor het dierenwelzijn. Veel supermarkten bieden hun klanten de keuze uit producten met of zonder keurmerk. Sommige supermarkten bepalen met eigen inkoopvoorwaarden de ondergrens van de diervriendelijkheid van bepaalde producten. Dit onderwerp onderzoeken we via drie indicatoren. Zo onderzoeken we in hoeverre het assortiment gedekt is door onderscheidende keurmerken op gebied van dierenwelzijn. Daarnaast kijken we naar vlees, zuivel en eieren in de reclamefolder.

Een reclamefolder met veel aanbiedingen voor vlees, zuivel of eieren zonder onderscheidend dierenwelzijnskeurmerk, geeft een directe impuls om vlees  zonder onderscheidend keurmerk te kopen. In deze indicator onderzoeken we hoe de supermarkt het dierenwelzijn via hun aanbiedingen probeert te veranderen.

Een overzicht van de volledige onderzoeksmethode is hier te lezen. Het rapport Superlijst Dierenwelzijn wordt in december 2021 gepubliceerd.

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de allerlaatste ontwikkelingen